98 Rijstcultuur Het oogsten:
Cultures. Rijst Plaat 96 Beplanten van een rijstveld. Plaat 97 Rijstcultuur, Het stampen van de padi. Plaat 98 Rijstcultuur. Het oogsten. Van alle voedingsgewassen der aarde bezitten de granen verreweg de grootste beteekenis en van deze granen zijn er twee van overwegend belang, dat zijn de tarwe voor de gematigde luchtstreken en de rijst voor de tropische en de subtropische gebieden. Duidelijker misschien dan ergens anders komt het in ons Indië uit, welken invloed de rijstplant op land en volk heeft, waar zij het hoofdvoedsel der bevolking levert en in tal van bebouwde streken het karakter van het landschap beheerscht. Het is hier niet de plaats, om uitvoerig te zijn over de rol, die de rijstplant vervult in het intieme leven van de bewoners van Indië van uiteenloopenden aard, ook niet om te vertellen, hoe de Javaan zich het ontstaan -der eerste rijstplanten denkt en hoe hij door verschillende gebruiken bij de rijstcultuur aan die gedachte uiting geeft (zie hiervoor het hoofdstuk Rijst (door J. J. Paerels) in Van Gorkom's ‘Oost-Indische Cultures’, nieuwe uitgave). Evenals tarwe, rogge, gerst, enz. behoort ook de rijstplant tot de plantenfamilie der grassen, maar onderscheidt zich van de meeste andere grassen reeds door het bezit van een dubbel aantal meeldraden, n.l. zes. Een ander, belangrijker onderscheid met de granen van de gematigde zone openbaart zich in de cultuur. De rijst is n.l. een moerasplant en groeit dus het best op terreinen, die onder water gezet zijn, dus kunstmatig in een moeras kunnen worden veranderd. Inderdaad geschiedt in Indië de rijstcultuur voor verreweg het grootste gedeelte op zulke bevloeide velden (sawah's), die hun water op verschillende wijze kunnen ontvangen, n.l. door den regen, maar meestal door irrigatie, d.i. kunstmatige bevloeiing. Op plaat 5 en 6 ziet men groote hellingen van het gebergte in een onnoemelijk aantal terrasjes verdeeld, die van uit eenzelfde rivier onder water gehouden kunnen worden. Langzaam stroomt dan het water van het eene terras op het onmiddellijk lager gelegen gedeelte. Het vruchtbare slib, dat de rivieren van boven af meevoerden, bezinkt hier en is met de plantenvoedingsstoffen, die in het water opgelost worden aangevoerd, oorzaak, dat een voortzetting dezer cultuur gedurende eeuwen op dezelfde velden mogelijk bleek. Eerbied afdwingend is de wijze, waarop sommige stammen (Bali) de irrigatiewerken zonder kennis van Westersche techniek tot een groote hoogte wisten op te voeren. De resultaten van de rijstteelt houden met de ontwikkeling van de irrigatie-techniek vrijwel gelijken tred; het kan dus geen verwondering baren, dat deze in Bali beter zijn dan in andere streken en dat de Nederlandsche regeering in de laatste jaren veel tot verbetering der irrigatiewerken doet. Deze groot-cultuur is hoofdzakelijk een volkscultuur en wordt op Java nog dikwijls communaal gedreven. In dat geval zijn gronden bezit van een dessa en deze worden voor een bepaalden tijd onder de rechthebbenden verdeeld, terwijl ieder gezin dan zijn eigen veld bebouwt. Waar de rijst¬cultuur op enkele Europeesche ondernemingen in het groot wordt gedreven, geschiedt dit mede op inlandsche wijze. Men mag uit het bovenstaande niet afleiden, dat alle rijst in Indië op sawah's geteeld wordt: naast den zoogenaamden natten rijstbouw heeft men ook den drogen. De droge rijst¬bouw is op Sumatra lang niet zeldzaam; hiertoe wordt een stuk woeste grond ontgonnen en op den vrijgekomen vrucht¬baren boschgrond zonder bevloeiing rijst uitgezaaid. Na 1 à 3 oogsten wordt dit terrein (een ‘ladang’) weer verlaten en in lange jaren niet in cultuur genomen. Bij dezen ladangbouw wordt uit den aard der zaak slechts een weinig productief gebruik van den bodem gemaakt, stellig veel minder dan bij den sawahbouw. Doch hiertoe is zeer veel meer arbeid noodig, om tot goede oogsten te komen, waterleidingen moeten worden aangelegd, terrassen gevormd, terwijl voor het uitplanten de bodem min of meer wordt bewerkt, eerst met den ploeg en later meestal nog met de patjol, een werktuig, dat onze spade vervangen moet, doch waarbij het blad loodrecht staat op den steel. Een gedeelte van het veld wordt bestemd voor de kweekbedden, waarin het rijstzaad (padi) wordt uitgelegd. Zijn hier de rijstplanten tot eene lengte van ongeveer 1/4 Meter uitgegroeid, dan wordt het tijd voor de overplanting. De planten worden dan uit de kweekbedden getrokken, in bossen gebonden en, na getopt te zijn, gebracht naar de sawah, waarvoor zij bestemd zijn. Daar zijn dan meestal een ferm aantal vrouwen ijverig doende, om de planten in den vollen grond te brengen (zie plaat No. 96). Met een bosje jonge rijstplanten (‘bibit’) in de linkerhand, planten zij 1 tot 3 plantjes op vrij gelijke afstanden van elkaar in de modder. Een regelmatig plantverband is daarbij gewoonlijk niet te herkennen. Na enkele dagen richten de toppen van de plantjes zich weer op, zij groeien uit en vormen rijststengels zooals het suikerriet (uitstoelen). Een paar malen wordt de sawah gewied en na circa 3 maanden staat de sawah in bloei. De tijd van het rijpen is voor alle varieteiten niet gelijk, doch na 4 tot 7 maanden is de oogsttijd aangebroken. Tijdens het rijpen wordt natuurlijk gewaakt tegen de schade, die vogels aan den oogst kunnen toebrengen. Vogelverschrikkers in velerlei vorm zijn daartoe in gebruik. Bij den oogst (plaat 98) komt weer de vrouw in het veld en men kan zich moeilijk een aardiger en kleurrijker tafereel denken, dan een rijp padiveld, waarin de dorpsschoonen in haar kleurigste kleeding en met sierlijke beweging de rijstaren een voor een afsnijden. In de rechterhand dragen zij een klein scherp mesje (‘ani-ani’) 1) loodrecht op dit mesje is een palmbreed handvat bevestigd. Een voor een worden de halmen tegen het mesje aangedrukt, tot de rechterhand vol is, waarna de snijdster het bosje in de linkerhand overneemt. Ten slotte laat men de geoogste aren in bossen van ongeveer 3 K.G. in de zon nadrogen. De droge padi wordt in de rijst¬schuur van het dorp of van den eigenaar der onderneming opgeschuurd. Dat behalve de vogels nog wel andere gevaren de te velde staande rijst bedreigen, laat zich hooren. Een der meest gevreesde daarvan is de veldrat, die, in massa's optredend, dikwijls in korten tijd belangrijke verwoestingen aanricht. De inlander heeft langen tijd dit euvel door bezweringen willen beteugelen, doch hierbij weinig succes gehad. Doeltreffender is de wijze van oorlogvoeren, door het Landbouwdepartement ingevoerd, n.l. door ontploffingen van kleine hoeveelheden brandbare vloeistof in de holen. Misschien nog gevaarlijker is een insect, dat ook in ander opzicht ongunstig bekend staat, n.l. de ‘walang sangit’, een dier dat een doordringenden, bijzonder onaangenamen geur verspreidt. Somtijds daalt een zwerm dier insecten op een sawah neer, die dan ook onherroepelijk verloren is. De juiste bestrijdingswijze van dezen rijstvijand is nog niet aangegeven. Van de rijstziekten zij hier alleen de ‘omo mentek’ genoemd, de oorzaak waarvan nog niet met zekerheid is vastgesteld. Doch laat ons terugkeeren tot de padi in de schuren. Deze padi bestaat dus uit de geheele rijstaar, of liever rijstpluim (want de vruchtstand is een pluim), waaraan nog een 20 c.M. van den top van den stengel bevestigd is. Om de rijst te verkrijgen, moet de padi gedorscht worden. Dit geschiedt, zooals plaat No. 97 duidelijk te zien geeft, door deze in een uitgehold blok te stampen. Dit rijststampen doet de korrels van de vruchtstelen loslaten, terwijl tegelijkertijd de omhul¬lende kafjes worden verwijderd: de rijst wordt gepeld. 2) Bij deze bewerking blijft om de rijstkorrel nog het zoogenaamd zilvervliesje behouden, terwijl verschillende korrels nog als ‘gaba’ te voorschijn komen. Daarom wordt de rijst nog nabehandeld in een kleinere conisch toeloopende holte in het¬zelfde blok. Dat bij deze pelmethode de breuk in het eindproduct zeer groot is, valt niet te verwonderen. In de Europeesche rijstpellerijen wordt dan ook een andere methode gevolgd, die de korrels minder beschadigd oplevert. Het wannen geschiedt door den inhoud van het rijstblok na het stampen op een bord van grof vlechtwerk herhaaldelijk op te werpen en weer op te vangen. De voor Europa bestemde rijst wordt nu hier te lande nog aan een eindbewerking onderworpen, die in hoofdzaak het uiterlijk van de rijst verbetert, de resten van het zilvervlies worden verwijderd, de korrel wordt geglansd, enz. Het dient hierbij aangeteekend, dat het ‘mooi’ zijn van rijst geen verband houdt met de voedingswaarde en minder ‘mooie’ rijst zelfs wel een hoogere voedingswaarde bezitten kan dan het duurdere product. Men is in den laatsten tijd zelfs tot de overtuiging geraakt, dat minder afgewerkte rijst, die dus nog deelen van het zilvervlies draagt, in sommige omstandigheden (bijv. bij de gevreesde beri-beriziekte) te verkiezen is boven gepolijste rijst. En wat beteekent nu de rijstplant voor Indië? Zooals uit den aanhef van dit stukje te lezen is, zeer veel. Alleen op Java zijn een paar millioen H.A. met sawah's bedekt, waar¬van circa een 80 millioen pikol 3) rijst gewonnen worden. Deze hoeveelheid is echter nog onvoldoende voor de behoefte van de bevolking, want tegenover een uitvoer van circa 1 millioen pikol staat een ruim driemaal grootere rijstinvoer. Ook in de Buitenbezittingen is de rijstinvoer belangrijk grooter dan de uitvoer. Het grootste deel der uitgevoerde rijst vindt zijn weg naar ons vaderland, waar deze in de rijstpelmolens aan de Zaan verder worden bewerkt, om ten slotte in den handel gebracht te worden. Niet alle rijst wordt gepeld, want het gedeelte, bestemd voor de veevoeding, wordt als gaba gevoederd en behoeft dus niet gepeld te worden. Hiervoor zijn echter alleen variëteiten geschikt, die geen lange kafnaalden bezitten, zooals die op de meeste rijstvarieteiten wel voorkomen, waarbij dan elke gaba-korrel met een fijne, stevige naald is voorzien. Voor het vee kan ook het rijstestroo gebezigd worden (als ligtstroo en als haksel bij de gaba), maar een meer productief gebruik van rijstestroo zou eerst mogelijk zijn in de papierindustrie. Nu worden na elken oogst nog millioenen K.G. rijstestroo op de velden verbrand. Tot slot zij nog een en ander aangeteekend over rijst als voedsel. Het schijnt toch, dat, hoezeer de rijst ook in Europa meer en meer door het volk als voedingsmiddel is gewaardeerd, dit nog niet in die mate het geval is, als wel wenschelijk is. De rijst heeft b.v, tegenover aardappelen een paar besliste voordeelen, n.l. deze, dat men voor denzelfden prijs meer voeding verkrijgt en ten tweede de zeer gemakkelijke verteerbaarheid. Het ligt niet in mijne bedoeling, in het algemeen rijst boven aardappelen aan te bevelen. Want afwisseling is ook in dezen nuttig en noodig, maar in tijden van duurte zou denkelijk de rijst tijdeIijk met succes volksvoedsel kunnen worden. Wil men meer weten van dit belangrijkste voedingsgewas der tropen, dan zij verwezen naar: Dr. K. W. van Gorkom, ‘Rijst’ (Beschrijvende Catalogus van het Koloniaal Museum te Haarlem). 1) Een eenvoudig rijstmesje wordt wel verstrekt in de schoolverzamelingen van het Koloniaal Museum te Haarlem, die kosteloos aan scholen worden afgestaan. In deze verzamelingen heeft de onderwijzer tevens een middel om de verschillende producten onzer kolonien, bijv. de verschillende hierna te bespreken rijstvormen, te toonen. 2) De deelen van de rijst dragen verschillende namen, zoo noemt men den geheelen vruchtstand ‘padi’, de ongepelde korrels ‘gaba’, de gepelde ‘beras’, die als zij gekookt worden ‘nasi’ leveren, De rijstzemelen heeten ‘dedek’ en het rijstestroo ,’merang’. 3) Een pikol = 61,76 K.G Dr. J. Dekker
Powered by Apptha